Gaswinning door de jaren heen

De keuze voor het al dan niet winnen van gas roept vragen op: waarom werd er in bepaalde perioden zo veel gewonnen? En waarom kan er nu ineens wel gestopt worden met winnen, terwijl Kamp zei dat het niet kon? Is het gas niet gewoon op, dat er daarom wordt gestopt met winnen?
In dit artikel slechts wat feiten en vermoedens op een rij, de echte antwoorden volgen (hopelijk) uit de geplande parlementaire enquête.
 

Op 10 september 2019 beloofde minister Wiebes de gaswinning in 2022 te stoppen. Het Groningenveld wil hij nog wel openhouden voor reserve, bijvoorbeeld voor strenge winters. Maar de NAM liet weten geen enkele rol voor het Groningenveld te zien na 2022. Het lijkt er dus op dat er dan een periode van 63 jaar gaswinning in Groningen wordt afgesloten. In die jaren is er heel wat gebeurd: de gasbel werd ontdekt (1959), heel Nederland werd aangesloten op aardgas (vanaf 1963), er werd gewonnen (vanaf 1963), er werd heel veel gewonnen (1972-1981), er ontstonden gasbevingen (vanaf 1986), er doen zich gasbevingen in Groningen voor (vanaf 1991), er was een tweede periode van relatief hoge winning (2001-2013), de gaswinning werd afgebouwd (vanaf 2015) en de gaswinning zal stoppen (2022). 

Motieven achter de hoeveelheid gewonnen gas
Zoals te zien is in de grafiek zijn er twee perioden geweest van hoge winning: 1972-1981 en 2001 t/m 2013. In de jaren zestig was de overheid ervan overtuigd dat kernenergie de toekomst had en dat aardgas zou “verdwijnen”. Daarom probeerde ze het aardgas zo snel mogelijk te verkopen. Het gas werd voornamelijk aan het buitenland verkocht; het binnenlands gebruik is vrij constant (40 miljard m³ per jaar). Italië ontving zeer goedkoop tot bijna gratis gas. De verdenking is dat dit een NAVO-strategie is geweest om tegen te gaan dat Italië gas van Rusland zou gaan kopen. Door de oliecrisis en het maatschappelijke verzet tegen kernenergie werd de gaswinningsstrategie herzien: in 1974 werd het ‘kleineveldenbeleid’ in gang gezet, zodat het Groninger gas minder snel zou opraken. Later kwam daar nog het productieplafond van het Groningenveld bij: de maximale hoeveelheid gas die per jaar gewonnen mag worden in Groningen. 

Opmerkelijk is dat vanaf 2001 het gaswinningsniveau weer stijgt, met als hoogtepunt 2013. Waarom de gaswinning in 2013 zo hoog was, nadat in 2012 de aardbeving in Huizinge plaatsvond, zal uit de parlementaire enquête moeten blijken. NAM had weliswaar een vergunning om te winnen, maar dat Kamp dit toestond is als meedogenloos bestempeld. Voor Groningers is het op z’n zachtst uitgedrukt extra wrang. 

Vanaf 2014 is de gaswinning steeds verder teruggeschroefd. Dit mede door de uitspraken van de Raad van State (o.a. GBB ging steeds in beroep tegen de gaswinningsbesluiten) en door de adviezen over een veilig gaswinningsniveau aan de overheid door het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM).

Invloed van gaswinning op aardbevingen
Dat aardbevingen in Groningen het gevolg zijn van gaswinning, is oud nieuws. En toch is er pas sinds 2012, na Huizinge, aandacht voor de gevolgen van de gaswinning. In de grafiek kun je de invloed van de winning duidelijk zien; zo zie je vanaf 2002 een stijging van de gasproductie en ook een stijging van aardbevingen. Dit maakt ook pijnlijk duidelijk dat er al veel eerder een direct verband kon worden gelegd tussen gaswinning en aardbevingen. Meent van der Sluis voorzag dit zelfs al in de jaren ’80. 

Op 5 december 1991 was de eerste, geregistreerde aardbeving in Groningen (Middelstum, 2.4).
De oorspronkelijke druk in het veld (350 bar) was toen meer dan de helft afgenomen. De (extreme) drukverlaging als gevolg van gaswinning is de oorzaak van de aardbevingen. Uit een latere studie van TNO blijkt ook dat rond 2001/2002 het ondergrondse veld een kritische grens is gepasseerd: de ondergrond werd toen zo instabiel dat vanaf dat moment elke winning tot meer bevingen ging leiden. Dit zie je ook duidelijk terug in de grafiek.

Invloed van aardbevingen op gaswinning
Op dit moment is nog minder dan 20% over van het gas in het Groningenveld. Er zit nog zo’n 500 miljard kuub gas in de grond. Het gas is dus nog (lang) niet op. En als het aan de NAM had gelegen was zij nog wel even doorgegaan met winnen, zoals blijkt uit een brief die zij op 21 januari 2013 naar het SodM stuurde daarin de aardbevingen voor lief nemend:

“(…), en er een kans van meer dan 50% is dat er gedurende de resterende Groningen productieperiode, die nog meer dan 50 jaar zal duren, één of meer aardbevingen zullen optreden met een sterkte van meer dan 3,9”

“Na 2020 zal het veld definitief een eindfase ingaan en de productie jaarlijks snel verder afnemen vanwege de teruglopende productiecapaciteit. In 2030 zal de productie al gedaald zijn onder de 15 miljard m3.
Het aantal aardbevingen per jaar zal hier proportioneel mee afnemen.”

Van 1997 tot 2009 zijn er compressoren geïnstalleerd die de druk van het veld kunnen opschroeven. Dit project kostte twee miljard euro. Desondanks is en zal de druk blijven dalen, daarom zijn er nu nog meer (dure) compressoren nodig om de druk op peil te houden. Bovendien zal het veld minder goed in staat zijn om de productie aan te passen aan de wisselende behoefte. Die behoefte wordt beïnvloed door: temperatuur (strenge winter), vraag/verkoop en gasprijzen. En tegenwoordig lijkt het erop dat de maatschappelijke gevolgen van de gaswinning ook van invloed zijn op de productie.

Veiligheid wordt, zo lijkt het, eindelijk boven leveringszekerheid gesteld. Of is het toch de gasprijs die leidend is, net als de maatschappelijke roep om duurzame energiebronnen? Het kost meer energie (en dus geld) om gas te winnen door de lage druk (productiecapaciteit neemt af) en de gasprijs is historisch laag dus er wordt (veel) minder aan verdiend. Hoe rendabel is gaswinning in Groningen dan nog? En is dat dan de reden dat de NAM na 2022 niet meer wil winnen?

Dit artikel verscheen eerder in de 15e GBB-krant.