Column uit de 17e GBB-krant

Slim vergréld

Bert Middel, dijkgraaf Waterschap Noorderzijlvest

‘Bin slim vergrèld’, zeiden ze vroeger bij mij thuis. De aanleiding daarvoor deed er niet zo toe, het feit alleen al was van belang. Het kon om gekrakeel in de familie gaan, of om dreinende kinderen, om iets wat niet deugde in de buurt of wat die dag in de krant – ’t Nijsblad’ – stond, of gewoon zomaar. Vooral dat laatste, zomaar.

‘Vergrèld’ is niet een willekeurig woord uit de streektaal, het is een alleszeggende Groningse gevoelsterm. Het Nederlands kent aardige equivalenten, zoals ‘de smoor in hebben’, ‘je kapot ergeren’, maar het ‘vergrèld’ uit mijn moedertaal is het allermooist. Zeker met de toevoeging ‘in de pokkel’, want dat maakt het nog erger dan erg. Dan ervaar je de aanhoudende irritatie aan den lijve. Letterlijk in de buik.

Als er één bevolkingsgroep in ons land met recht en reden ‘vergrèld’ kan zijn, is dat het grote aantal mensen dat met ‘de bevings’ geconfronteerd is. Feitelijk al meer dan dertig jaar, toen wijlen Meent van der Sluis nog een roepende in de woestijn was. Hij wees als eerste op de schadelijke gevolgen van de gaswinning in Groningen. Als dank werd hij neergezet als een querulant, als een Drentse Don Quichotte, als een fantast, als ‘het aardrijkskundeleraartje’.

In 1989 was ik hoofdredacteur van ‘Maandblad Drenthe’ en interviewde ik Meent over de eerste ‘gasbevingen’. Meent vertelde dat hij vernederd werd door de NAM, belachelijk gemaakt door de bestuurlijke regenten van die tijd en zelfs tegengewerkt door zijn – en mijn – partij, de destijds in Drenthe oppermachtige PvdA. Enkele jaren later maakten Meent en ik deel uit van dezelfde PvdA-fractie in de Drentse Staten. Zelfs daar bleef Meent een roepende in de woestijn. Ook ik verwijt mezelf, met de kennis van nu, hem toen niet genoeg gesteund te hebben. Als Meent die steun al gewild had, want hij was en bleef een ‘Einzelgänger’.
Lukas Koops heeft hem in zijn eerder dit jaar verschenen boek treffend geportretteerd als ‘een luis in de pels’.
Meent was geen Groninger, maar ‘vergrèld’ was hij zeker.

Binnenkort ligt ‘Huizinge’, ofwel de zwaarste beving tot nu toe, alweer tien jaar achter ons. Een periode waarin de Groningers in het bevingsgebied merendeels in de kou bleven staan. Er is meer geld uitgetrokken voor de opgetuigde ‘bevingsbureaucratie’, dan voor herstel en voorkomen van schade. Bijzaken bleken belangrijker dan tegemoetkomen aan de getroffenen. De NAM traineerde volop, achtereenvolgende kabinetten spraken mooie woorden, die vervolgens smoorden in botte onwil. Kamerleden spraken verontwaardiging uit in een eindeloze reeks moties, die uiteindelijk geen zoden aan de dijk zetten.

Ik heb ervaren dat alleen in incidentele gevallen regionale bestuurders in staat bleken om bij de NAM iets los te krijgen voor preventie en herstel, zoals dat ook een beperkt aantal inwoners lukte. Met belastinggeld werden goedbedoelde zoethoudertjes aan de provincie verstrekt. En verder bleven we met z’n allen vriendelijk en beleefd, tegen beter weten in. Onderhuids waren we en bleven we ‘vergrèld’, maar dat houden Groningers doorgaans voor zich.

Jammer eigenlijk. We zijn en blijven gewoon te netjes.

Benieuwd wat er verder zoal te lezen valt in de nieuwste GBB-krant? Klik dan hier